Ga naar de inhoud

Geschiedenis als wetenschap

Voor een zo’n groot mogelijk bereik van de resultaten van mijn historisch onderzoek naar sport voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog bied ik hier digitale heruitgaven van mijn eerdere publicaties. Het zwaartepunt ligt hierbij op de Bossche sportgeschiedenis. De komende tijd zal ik dit aanvullen met artikelen over sport en identiteit.

Lang citaat….

“Zij [vakhistorici] willen, hoe postmodern ze ook zijn, de verleden realiteit in haar anders-zijn toch zo betrouwbaar mogelijk verbeelden, al bestaat de betrouwbaarheid van hun beelden nog slechts als een onderbouwde, consensuele plausibiliteit. Zij willen dat men inziet dat juist zij, ja zelfs alleen zij die bronnen, geschreven dan wel van andere aard, deskundig kunnen interpreteren. Zij willen voorkómen dat de massa – of een partij, een individu – zich het verleden ondeskundig toeëigent en het daardoor van zijn eigen, andere realiteit berooft, het voor zijn eigen doeleinden gebruikt.

De meeste mensen hebben echter geen behoefte aan het verhaal van het verleden om het te problematiseren en analyseren, er wetenschappelijk afstand van te nemen, en het zo te begrijpen, al dan niet ‘wie es eigentlich gewesen’. Naast degenen die nog steeds het verleden voor politieke manipulatie benutten, wil eigenlijk ook het grote publiek ‘geschiedenis voor eigen gebruik’: het wil het verleden consumeren, tussen de polen van troost en vermaak. Daartoe dient het verleden echter dichterbij te zijn dan het volgens wetenschappers kan zijn. Uit het zwarte gat van de door historici geschapen informatiedichtheid komt geen beeld dat de meeste mensen aanspreekt: niet alleen is het té vergruisd, het is ook te weinig spannend, te weinig ‘leuk’ of ‘cool’. Het past, kortom, niet in onze ‘belevenismaatschappij’. Historici, hoe gewetensvol zij ook zoeken, vinden voor zo’n op individuele – en hedendaagse – behoeftes toegesneden verleden zelden de bronnen. En als dat onverwacht wel lukt, blijken de gevoelens van de mensen die dat verleden bevolken dikwijls zo vreemd, zo anders dat zij het hedendaagse publiek toch niet aanspreken.”

Dit spanningsveld, tussen een verleden werkelijkheid die professionele historici in haar anders-zijn reconstrueren, met als pretentie haar zo te kennen of minstens als ‘waarschijnlijk’ te duiden, en het verleden dat de massa wenst en steeds meer ook (voor zich-)zelf construeert, werd vanaf de vroege negentiende eeuw steeds duidelijker.

Norbert Elias